Afgelopen zaterdag was ik uitgenodigd door Jong VLD (Belgische jong liberalen) en werd er gedurende een vrijdagavond/zaterdag/zondag, met veel passie en interesse over onze sector gesproken. Diverse sprekers namen een voor een het podium en ik had het genoegen om ruim op tijd te zijn en zo twee sprekers te horen. Enerzijds iemand van het onderzoekscentrum in Mol (nucleair) en anderzijds iemand van de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek) die vanuit hun visie probeerden duidelijk te maken wat de toekomst ons kan - of zou moeten - brengen.
Wellicht was het belangrijkste nog dat de persoon van het onderzoekscentrum in Mol benadrukte dat welke vorm van energie we ook bespreken: we allemaal met elkaar zijn verbonden en dus ook samen dienen te werken. Als het ergens fout is gelopen met de liberalisering is het wel dat men elkaar allemaal als concurrent is gaan zien en er dus geen gemeenschappelijke noemer meer was om vooruitgang te boeken in de uitdagingen die reeds vaak omschreven zijn.
Vorige week was ik trouwens bij een jaarlijks congres dat ik mag voorzitten en waar aantal internationale energiebedrijven aktief in de Middellandse zee aanwezig zijn (Oost). Het blijft verhelderend om van gedachten te wisselen met een Israëliet, Egyptenaar, Canadees, Palestijn en Cyprioot aan een tafel. Ook al gaat dat specifieke congres over de diepzee vondsten van olie en vooral gas tussen Cyprus en Israël (en Libanon). Mijn jaarlijkse studiereis naar dit deel van de wereld dient vooral om nieuwe inzichten te krijgen en zoals steeds neem je wat mee terug. Een grote bank sprak daar de zin uit Start small, end big om aan te geven dat vooruitgang ook in stappen kan gebeuren en zelfs beter is om het risico te verkleinen. Specifiek ging het hier om eerst een kleiner gasveld te ontwikkelen alvorens het grotere potentieel aan te boren (op meer dan drie kilometer diep in de zee).
Nu zou je kunnen denken: wat hebben mijn huidige duurzame activiteiten als investeerder en vooral producent van groene energie te maken met fossiele brandstoffen, maar zoals gezegd afgelopen weekend is alles met elkaar verbonden. Dat aardgas als transitiebrandstof de komende decennia nog een rol te spelen heeft is duidelijk, ook al is het toch paradoxaal dat de regeringen van vele landen in Europa de vele sluitingen van nog goede gascentrales niet hebben kunnen tegenhouden.
De sluiting van 15 GW gascentrales doe je niet ongestraft, ook al zijn de toekomstige centrales niet nodig voor basislast energie (lees: meer dan 6000 uren werking), maar eerder als flexibele centrales met minder dan 4000 uren werking. Dat men nu begint te overwegen om capaciteitsvergoedingen te betalen (lees: beschikbaarheid vergoeden) naast productievergoedingen voor gascentrales komt rijkelijk laat, maar is wel de (tijdelijke) juiste weg. Datzelfde geldt trouwens ook voor wind en zon, ook zij zouden een capaciteitsvergoeding dienen te krijgen naast een productievergoeding zodat er efficiënt wordt omgegaan met de diverse bronnen.
Ook dient men veel verder te gaan met de verschillende duurzame elektriciteitsproductie dan tot nu toe het geval is, de transitie van power to gas heeft voldoende potentieel om mee genomen te worden in de toekomstige langetermijnstrategie. Waarom met het teveel aan wind geen waterstof maken?
Het blijft echter belangrijk om samen te werken gezien de beperkte schaalgrootte van onze regio's en land. 28 lidstaten van bij de start mobiliseren voor een langetermijnstrategie is onbegonnen werk gezien een aantal landen er gewoonweg niet klaar voor zijn.
Met onze noorderburen echter is dit wel mogelijk, en zelfs wenselijk, te noemen omdat onze noden voor een deel dezelfde zijn. Het is opvallend hoe weinig er gekeken wordt (en gesproken) met collega's over de grens om onze strategie op elkaar af te stemmen. Naast het klassieke gekende verhaal van onze netwerken (gas en elektriciteit) nog beter met elkaar te verbinden, zijn er legio mogelijkheden om ook samen te streven naar een vermindering van de afhankelijkheid van import van fossiele brandstoffen. Zeker nu Europa zich realiseert dat afhankelijk blijven geen duurzame langetermijnoptie is en Nederland het einde ziet naderen van zijn gasbel in Noord-Nederland, zal er een welwillend oor zijn om samen te werken aan wat een van de grote investeringen voor de komende twintig/dertig jaar zal zijn.
Tevens kunnen we in de Benelux via energie-obligaties (beetje als de war bonds tijdens de oorlog) ook voor de lokale bevolking (en diverse fondsen) een aantrekkelijk kader creëren om met onze eigen gelden in onze eigen energiehuishouding en dus eigen economie te investeren. Van de alleen al meer dan 35 GW opgestelde elektriciteitsproductie(in beide landen) zal de komende twintig/dertig jaar minstens 25 GW dienen vervangen te worden met andere vormen van duurzame productie en/of oplossingen zoals opslag. Ook al zal het verbruik binnen onze landen vrij vlak blijven, is de uitdaging niet minder gezien de wijziging van onze brandstoffen. Een bedrag dat de 100 miljard euro de komende twintig/dertig jaar zal overstijgen (op voorwaarde dat beide landen nauw samenwerken, anders gaat de rekening nog meer oplopen) daar ook in onze netwerken dient geïnvesteerd te worden (lees: slim maken, opslag, transport, etc.) Gezien de lange termijn is dit met onze middelen haalbaar en zelfs slim te noemen om zo op deze termijn onze afhankelijkheid van import gas en olie naar een kleine hoeveelheid te brengen (lees: max. 20%).
Gezien we dit dus doen met eigen geld in onze eigen economie en ook minder import (lees: geld aan landen buiten Europa betalen) zullen hebben, zal niet alleen onze handelsbalans drastisch verbeteren (Europa importeert jaarlijks voor een slordige 560 miljard dollar aan fossiele brandstoffen), maar ook onze economie ondersteund worden in zijn groei. Ondertussen dienen we wel te waken over de competitiviteit van onze ondernemingen en dienen we via internationaal overleg te komen tot een correcte CO2-prijs.