Energie-Blog

André Jurres

Het recent verschenen rapport van het IPCC is de zoveelste bevestiging dat matiging centraal moet komen te staan, of het nu in het gebruik van landbouwgrond is als het gebruik van vers water. Dat de verdubbeling van vlees eten de laatste decennia ons landbouwareaal geen goed heeft gedaan is een open deur intrappen. De nitraat waarden schieten de pan uit en vervuilen ook onze wateren. Het IPCC is altijd gematigd in zijn voorstellen en duidt meestal gewoon op de problemen die er zijn of zullen komen. Zo kan zij geen weerstand opwekken van één of andere belangengroep en werkt ze zo langzaam (lees te) aan de bewustwording van het probleem. Sinds het klimaatakkoord in Parijs zijn er al positieve stappen gezet om iets te doen hieraan maar het is de vraag nu de economie wat vertraagd of de diverse overheden niet eerder naar hun problemen van vandaag gaan kijken en deze proberen op te lossen. Een lange termijn klimaatbeleid staat zo goed als haaks op de tijd die politici hebben om iets te verwezenlijken. Om de vier/vijf jaar is daar weer het harde oordeel van de kiezer die vandaag vooral zijn informatie haalt uit Twitterberichten en populaire slogans van charlatans die vaak de verkeerde kapper hebben. Dat we bijna 70% van onze zoetwatervoorraad gebruiken voor industriële landbouw is op termijn niet houdbaar daar de verandering van klimaat de beschikbaarheid ervan zal doen afnemen. De bevolkingsgroei die verwacht wordt uit vooral Afrika zorgt er trouwens voor dat het voeden van alle inwoners van deze planeet een nog grotere uitdaging wordt. Het is volgens mij wel een gemiste kans dat het IPCC ook niet duidelijker de vinger op de wonde legt door te stellen dat alle landen hun bevolkingsgroei in de hand moeten houden en we dienen te streven naar een afname ervan in sommige delen van de wereld zodat de beschikbare voorraden voor iedereen bereikbaar zijn. Dat we dus iedere hectare landbouwgrond gaan nodig hebben maakt het extra uitdagend om in kleine landen als Nederland en België te zien dat er overal grote zonneparken op landbouwgrond komen. Wat een paar jaar geleden nog als een oplossing en slim handelen leek is vandaag achterhaald. Natuurlijk zijn er nog tal van plaatsen waar het wel op de grond kan, bijvoorbeeld langs snelwegen (in bermen), in industrieparken tussen de gebouwen, vervuilde gronden en wellicht lijkt het plaatsen van zonnepanelen op het (zee)water wellicht ook een mogelijkheid, ook al dient hier nog veel meer onderzoek te gebeuren. Het blijft wrang dat we in Europa er niet in slagen om slimmer om te gaan met onze middelen en ruimte, er zijn in het zuiden van Europa zoals het binnenland van Spanje of Griekenland genoeg plaatsen waar grote parken op de grond kunnen gebouwd worden. Deze hebben ook nog een opbrengst die twee keer zo hoog ligt als in het noorden van het Europa. Hetzelfde een beetje met de windmolens, was het een paar jaar geleden nog een goed idee om deze 200m hoge molens in het binnenland te plaatsen dan kan men hier nu toch vraagtekens bij plaatsen voor vele plekken. Dat men dicht bij de kust of op de kust in landen als Marokko, Frankrijk op lege plaatsen nog windmolens aan de kust zet lijkt logisch gezien men de plaats heeft door de lage bevolkingsdichtheid. Met de snelle evolutie naar steeds grotere molens zoals de recente 12MW van GE, binnenkort in test in Rotterdam, is de efficiëntie van windmolens op land gewoon veel te laag geworden. Dat men op zee niet alleen dubbel zoveel wind heeft is één ding maar ze zijn morgen ook nog eens tot vier keer zo groot. Zo komt men aan een factor acht per molen meer elektriciteitsopbrengst. Overheden en hun burgers beginnen dit ook te beseffen en zijn terecht veel minder snel geneigd om windmolens op druk bewoonde plaatsen toe te laten. Het is niet tegen maar voor slim beleid en wat dat betreft dient ook de publieke sector en hun diverse overheden hier een leidende rol in te spelen door aangepaste regel- en wetgeving. Het is wraakroepend om te zien dat de meeste daken gewoon geen zonnepanelen hebben en zelfs nieuwe bouwprojecten nog altijd niet uitgaan automatisch van een eigen lokale energieopwekking; De privésector heeft vandaag vooral interesse in zo groot mogelijk en dat kun je hun niet kwalijk nemen gezien het ontwikkelingsrisico ook volledig door hun wordt gedragen. Ook hier ziet men bijvoorbeeld in Nederland dat de huidige groei van zonneparken in handen komt van buitenlandse partijen waar dit in vele gevallen wellicht niet nodig zou zijn. Een ontwikkelde economie als Nederland heeft de middelen om zijn eigen investeringen te doen en zo ook het rendement in eigen land te houden. Dat de Nederlandse regering roept dat parken minstens voor 50% van de lokale samenleving dienen te zijn is nobel maar geen automatisch gegeven. Zoiets moet je ook nog georganiseerd krijgen en ook hier biedt het nieuwe klimaatakkoord geen pasklare oplossing. De bevolking en bedrijven mee laten participeren is een complexe administratieve opgave die wel allang bestaat maar dan toch vaak als niche oplossing. Het Belgische Ecopower doet dit al twintig jaar maar het kopen van een aandeel is een zaak van geduld en ook beperkt tot de uitbouw van eigen productie. De introductie van zogenaamde “green bonds”, groene obligaties, is een betere oplossing om een grootschalige uitrol mogelijk te maken van participatie van de lokale samenleving. Zo kunnen alle investeerders beroep doen op een dergelijke obligatie die ter beschikking wordt gesteld door bijvoorbeeld een provincie en wordt de financiering van projecten uniformer en moeten ook privé ontwikkelaars niet hun hoofd breken hoe ze gaan voldoen aan de voorwaarde dat burgers mee kunnen participeren in ieder individueel project.