Energie-Blog

André Jurres

Dat we in 2010 het warmste jaar hebben meegemaakt was voor velen geen echte verrassing gezien de tendens van de laatste twintig jaar van steeds warmere temperaturen. Wat wellicht enigszins minder zichtbaar is geweest is dat we ook merkelijk minder wind hebben gehad als normaal, dan vooral wind die bruikbaar is voor onze windmolens. De daling in 2010 van 20 tot 25% betekent dus ook eenzelfde daling in de inkomsten voor dat jaar en nu hoor je ineens niemand zeggen dat dit toch ook een risico is voor de investeerder.  De zogenaamde oversubsidiering waar vorige week nog aandacht werd aan besteed (net zoals de laatste maanden) houdt helemaal geen rekening met dergelijke risico's voor zon en wind. Dus een jaar met veel minder wind of zon bijvoorbeeld wilt zeggen trek je plan en verwacht vooral geen extra ondersteuning. Als zo'n jaar bijvoorbeeld gebeurd in je eerste drie tot vijf werkingsjaren kan je dus gelijk je reserves gaan aanboren of extra kapitaal in je project steken waardoor het rendement zakt.  Een goed subsidiebeleid werkt binnen een bepaald kader (zoals een certificaat met een gegarandeerde minimum waarde) maar de overheid zou ook in moeilijke jaren een extra buffer aan subsidie moeten voorzien zodat de stabiliteit van het systeem gegarandeerd blijft.  Waarom? Simpel, wil je de investeringen op een stabiel hoog niveau houden dan is voorspelbaarheid van het grootste belang. Als je kijkt naar de paar molens die er in Vlaanderen zijn bijgekomen in 2010 en dus betekenen dat de objectieven gesteld vanuit de Vlaamse regering nooit gaan gehaald worden dan weet je genoeg.  Degene die roepen dat de subsidies te hoog zijn spreken vooral uit hun eigen belang (alle begrip voor) maar houden geen rekening met de realiteit. De resultaten die dit weekend nog in de Tijd werden beschreven zijn gewoon bedroevend. De ontwikkeling van wind op land blijft toch met horten en stoten gaan.  De lange ontwikkelingstijd van gemakkelijk drie tot vijf jaar zijn geheel voor eigen rekening en dit zonder enige garanties op resultaat. Dit voortraject dient normaal gezien mee genomen te worden in de rendementsberekening van het Vlaams/Waals subsidiebeleid. Dat het feed-in systeem voor zon in Vlaanderen niet houdbaar was, is duidelijk maar alles over een kam scheren is gewoon boerenbedrog. Ook op het vlak van de ontwikkeling van nieuwe decentrale biogascentrales lopen we mijlen achter en het is juist deze vorm van duurzame energie-opwek die het meeste aandacht verdient gezien zijn extra complexiteit.  Het verwachte succes van offshore windmolenparken de komende jaren en het gewezen succes van zon bewijzen dat het kan, en nu zou de Vlaamse/Waalse overheid een extra inspanning moeten doen en dit samen met de privésector om vele nieuwe biogascentrales te bouwen die vooral lokaal hun energie dienen te leveren.  Hier dient zich weer een ander obstakel aan, namelijk het kunnen distribueren van deze opgewekte lokale groene elektriciteit of gas. Zelfs als je centrale in een industriepark staat en met steun van de lokale overheid er gevraagd om de lokale bedrijven van deze groene energie te voorzien dat kan dit vaak nog niet. De duurzame gedachte dat lokaal opgewekte energie goed is, wordt tegengehouden door de huidige regelgeving betreffende het natuurlijke monopolie van de netwerkbedrijven. Zelf ben ik trouwens absoluut voorstander om dit monopolie in stand te houden (op voorwaarde dat de regelgevers de macht en de controlemiddelen hebben om ervoor te zorgen dat er met een gereguleerde marge gewerkt wordt zodat we zo weinig mogelijk betalen) waar dit nuttig is maar aan de andere kant duurzame concepten de kans te geven zich te bewijzen. De directe aansluiting lokaal geeft op termijn ook betrouwbaardere publieke netwerken daar men eigenlijk een dubbele aansluiting heeft op twee verschillende energiebronnen (zogenaamde redundantie). Ben benieuwd of er de komende maanden op de diverse kabinetten nu eens echt werk gaat gemaakt worden van een consistent energiebeleid?