Energie-Blog

André Jurres

Deze week zijn er verschillende geluiden uit de zonnepanelen industrie datdeze industrie binnen enkele jaren zonder subsidie kan. Een op zich boude uitspraak daar hij uit onze regio komt en vandaag zeker nog niet waar is. Als we de huidige investeringskost afwegen tegenover de inkomsten dan ziet men dat deze industrie zowat 85/90% van zijn inkomsten nodig heeft en krijgt uit een overheidsmechanisme(lees subsidie). Dit verschilt natuurlijk aanzienlijk voor de zuidelijke landen waar men al snel het dubbele aan energie opwekt met hetzelfde paneel bekomt. De investeringskost is inderdaad aan het dalen maar deze zijn tot nu toe bijvoorbeeld in lijn met de daling van de subsidies per land. Het zal waarschijnlijk een combinatie van stijgende elektriciteitsprijzen en dalende investeringskost moeten worden om aan de zogenaamde grid parity te komen. De protagonisten van deze industrie spreken al van het overbodig worden van onze gas en kolencentrales door de opgang van zon. Dit lijkt me de waarheid een beetje geweld aan te doen daar de economisch haalbare opwek uit zon ruimschoots onvoldoende zal blijven om onze behoeften te dekken. Onze industrie en bedrijven die bijna 80% van onze dagelijkse elektriciteitsbehoeften invullen zie ik nog niet volledig op zonne-energie werken. Neemt niet weg dat als de investeringskost in dergelijke systemen blijft dalen de markt groter zal worden en men zich ook mag gaan verwachten aan een wettelijk kader waardoor het verplicht kan worden om deze technologie te integreren in de nieuwbouw en renovatie. Ook nieuwe duurzame vormen van productie vragen om aandacht zoals de productie van elektriciteit door golfslag in de Noordzee. Ook hier vraagt de industrie nu al om ondersteuning via subsidies en dit lijkt me toch wat vroeg gezien het nog zeer experimentele stadium van deze technologie. Men spreekt al over een subsidie die minstens twee keer zo hoog zou moeten zijn als deze voor windmolenparken op zee. Gezien het belang van deze keuzes dient de overheid en onze wetenschappelijke instellingen hier eerst het initiatief in te nemen alvorens dit los te laten aan de zogenaamde vrije markt. De chemische sector klaagde deze week al aan dat de kost voor de verduurzaming van onze energiehuishouding dreigt te ontsporen en dus onze competitiviteit zal aantasten. Hoewel ze in eigenbelang spreken zit hier wel enige grond van waarheid in, de overheid dient op Europees niveau ervoor te zorgen dat mondiaal duidelijke afspraken worden gemaakt over de doelstellingen voor deze verduurzaming. Landen die hier niet aan mee doen dienen een heffing te krijgen zodat het concurrentiële nadeel wegvalt en zelfs een voordeel kan worden. Goede leerlingen worden zo beloond en een beter competitiviteit op hun eigen markt maar niet uit eigen belang maar uit gemeenschappelijk belang. Na het mislukken van de top in Kopenhagen is het stil geworden betreffende een globale aanpak van de milieu uitdagingen. Terugkomend op een industrie die verder kan groeien zonder subsidies zal dit ook een gevolg hebben op de kostprijs van onze energie, zoals reeds eerder gezegd dient men rekening te houden met een stijging van de elektriciteitsprijs met een factor drie zodat deze pariteit gehaald wordt en ook de consumptie wordt afgeremd. Onze bedrijven kunnen dergelijke prijzen vandaag niet aan en hierdoor wordt een globaal akkoord des te belangrijker zodat de stijging van de energieprijs overal gelijktijdig verloopt en de competitiviteit ook niet verstoord wordt.