Energie-Blog

André Jurres

Dat zowat iedereen op zoek is naar een visie op ons energiebeleid zowel op korte als lange termijn, is als een open deur intrappen. Wat jammer blijft is de stemmingmakerij door de sector zelf of toch sommige delen ervan.

Dhr.Ansoms (voorzitter gemengde intercommunales, lees netwerkbedrijven waar de historische dominante marktpartij Electrabel (Suez/GDF) nog steeds een aandeel in heeft) kondigt aan dat de windmolenparken op zee onze energiefactuur gaan verhogen en zelfs al een eenheidsprijs kan vermelden zijnde € 60,00 per jaar per gezin/klein bedrijf. Het blijft verbazend dat men er steeds in slaagt om met ronde bedragen alvast prijsverhogingen aan te kondigen.

Het is trouwens de Creg die akkoord dient te gaan met deze prijsverhoging (nog even want binnenkort worden de regionale regulatoren verantwoordelijk voor de distributienetwerktarieven). Binnenkort gaat de federale subsidie (windmolens op zee vallen onder de verantwoordelijkheid van de federale regering) onder regionale beslissingsmacht vallen.

De slagzinnen en suggesties die gepaard gaan met deze aankondigingen blijft mijn bezorgdheid wegdragen want men geeft een waardeoordeel over de investeringskost en prijsverhoging van € 60,00 per jaar als kost voor alle windmolens op zee. Of dit nu veel of weinig is, het feit blijft dat de perceptie constant negatief blijft en het draagvlak bij zowel politiek (die op zoek zijn naar onderwerpen om mee te scoren naar hun stemmers) als de eindklant steeds kleiner wordt. Het lijkt net of de gevestigde waarden van vroeger verlangen naar onze huidige kolencentrales en oude kerncentrales als toekomstoplossing.

In een ding moet ik dhr. Ansoms gelijk geven en dat is dat de politiek eerlijk moet zeggen wat de kost is voor een duurzame energiehuishouding (of in ieder geval iets duurzamer, want het streefdoel van 13% tegen 2020 kan men bezwaarlijk ambitieus of wereldschokkend noemen als men weet dat het lange termijn objectief tegen 2050 naar de 100 % dient te gaan). De duurzame energiesector krijgt alle zonden over zich heen en men vergeet toch wel heel snel de goeie oude tijd waarin we tientallen jaren braaf te veel hebben betaald om de kerncentrales versneld af te schrijven. De kostprijs van onze kerncentrales is trouwens niet te becijferen gezien we nog duizenden jaren verantwoordelijk blijven voor de opslag van het afval. We hopen allen dat er geen ongelukken gebeuren (die trouwens niet te verzekeren zijn, wat wil zeggen dat u en ik ervoor op mogen draaien als er iets grondig fout gaat).

Wat dhr. Ansoms ook vergeet, is dat de netwerkbedrijven nog een stuk efficiënter kunnen worden om zo hun rendementen voor hun aandeelhouders (lees vooral de gemeenten) in stand te houden. Deze bedrijven hebben een zware operationele kost die vergeleken zou moeten worden met de best practices uit het buitenland door de regulator. In Nederland bijvoorbeeld dient de netbeheerder jaarlijks efficiëntieverbeteringen aan te tonen die ook effectief de prijs verlagen. Hetzelfde geldt trouwens bij Elia (de transmissienetbeheerder) waar iedereen waarschijnlijk al vergeten is dat bij het ontstaan van Elia het netwerk aan nieuwe waarde in de boeken is gezet (met toelating trouwens van dezelfde politiek). Een truc die trouwens uit de telecomsector komt waar men dit ook veelvuldig heeft toegepast vlak voor de liberalisering zodat bij het vaststellen van het interconnectie-tarief de marges groot waren.

Feit blijft dat de politiek zelf duidelijke taal moet gaan spreken vanuit een energiebeleid en dit voluit gaat steunen, een duurzaam energiebeleid heeft alleen zin als het door een grote meerderheid gedragen wordt. Voor de bouw van nieuwe kerncentrales is wellicht nog minder draagvlak (of kolencentrales) wat er eigenlijk op neer komt dat men niks wilt, het perfecte scenario voor korte termijn beleid dat ad hoc onze sector in een slecht daglicht stelt. Dat er dan ook nog monopolisten zoals netwerkbedrijven aan nestbevuiling doen helpt de zaak niet echt vooruit.

Heel anders is de gezamenlijke communicatie van Gasunie en Fluxys (ook twee natuurlijke monopolisten) die positief omgaan met hun huidig moeilijk klimaat (gastransport neemt af door stilleggen van gascentrales die nu niet rendabel kunnen draaien door de lage elektriciteitsprijs en de huishoudens isoleren hun huizen beter of hebben betere verbrandingstoestellen) door nieuwe richtingen in te slaan. Hun wens om hun gas te gaan verduurzamen en dit zelfs aan de transportsector te gaan aanbieden vertrekt vanuit de wens om nieuwe inkomstenbronnen te vinden, maar de visie getuigt van enige moed.  Monopolisten die nieuwe richtingen inslaan waar de zogenaamde geliberaliseerde bedrijven weinig innovatief vermogen hebben op dit ogenblik.

Dit komt vooral door het feit dat zowat alle energiebedrijven het vandaag moeilijk hebben om nog een lange termijn beleid te hebben daar hun verdienmodel zwaar onder druk staat. Bedrijven als Vattenfall, RWE en E-on hebben een groot deel van hun winsten zien opdrogen door het sluiten van de kerncentrales in Duitsland en anderzijds blijft de elektriciteitsprijs laag zodat nieuwe investeringen niet rendabel zijn. Het blijft echter wrang om te zien dat het net de natuurlijke monopolisten zijn die vandaag het meest dynamisch zijn (overnames door netwerkbedrijven van andere netwerkbedrijven bijvoorbeeld) daar hun stabiele kasstromen voor de banken een garantie zijn en ze dus nog toegang hebben tot relatief goedkoop geld. Nochtans zouden de regulatoren zeer waakzaam moeten zijn dat deze natuurlijke monopolisten alleen deze taken uitvoeren die tot hun kerntaken horen en dit zo efficiënt mogelijk zodat de prijs kan blijven dalen of stabiel blijft (bij stijgende investeringen). De overname van sectorgenoten houdt ook risico's in (wordt de juiste prijs betaald?) waarvan de eindklant goed weet dat als het fout loopt, zij de rekening van een overname gewoon terugvinden in hun netwerktarief.

Ondertussen blijft het wachten op het uitrustingsplan van staatssecretaris Wathelet dat wellicht enig licht gaat schijnen op ons toekomstig energiebeleid of toch in ieder geval op het deel productie.